Invasief

Wanneer mensen het woord invasief horen in verband met planten en dieren overheerst er paniek en bezorgdheid, die spijtig genoeg ook vaak gegrond is. Dit betekent echter niet dat deze soorten, supersoorten zijn die de ganse wereld gaan overnemen en alle andere planten of dieren verdringen, Wanneer we deze invasieve soorten in hun eigen natuurlijke omgeving zouden opzoeken zien we meestal dat ze verre van alles overnemen en vaak maar een kleine schakel in een gans ecosysteem zijn. In hun eigen habitat komen er vaak wel predatoren, ziektes of klimaatsomstandigheden voor die er voor zorgen dat deze soort niet te prominent aanwezig kan zijn ten nadele van anderen. 
Invasief kunnen we dus beter omschrijven als,  niet gevaarlijk omwille van zijn eigenschappen maar wel omwille van die eigenschappen in een verkeerd ecosysteem. Het biologisch evenwicht binnen een levensgemeenschap en zijn habitat is er ontstaan door een co-evolutie van zowel de speciefieke soort, zijn prooien, zijn predatoren en alle andere actoren. Er is dus steeds een geleidelijke wapenwedloop geweest waarbij er nooit een overmacht gevormd is. Brengen we een specie dan door menselijke activiteit binnen in een andere levensgemeenschap dan kan er vaak overheersing voorkomen zonder dat er op korte termijn weer een evenwicht zal optreden.   

Voorbeelden

Snoeken verjagen zonnebaars

Wanneer we snoeken gaan uitzetten in vijvers waarin de zonnebaars vanwege zijn vraatlust en snelle voortplanting de diversiteit heeft doen verlagen, dan zullen zij op hun beurt de zonnebaars opjagen. Het wegvangen van de baars geeft een goede vangst maar niet het resultaat dat de soort niet langer de vissen, amfibiën en insecten kunnen bedreigen. Dat de snoeken na enige tijd zelf een probleem gaan vormen is onbestaande aangezien snoeken bij een overpopulatie zelf hun eigen jongen gaan opeten, eerder dan zich tegoed te doen aan de kikkers of salamanders. 

De nijlgans als exotische bomvogel

Al bij al is de nijlgans een Europese soort, aangezien ze tot 1928 regelmatig in Cyprus werd waargenomen met de eerste regenval na de zomer. In Griekenland was het omgekeerd, daar kwamen ze tot eind 19de eeuw enkel voor in het voorjaar, In oudere  referenties staat de soort reeds als broedvogel al beschreven. In het begin van de jaren '70 ontstond de eerste populatie in Nederland in de regio Den Haag. Daar werd 10 jaar later hun aantal op 85 tot 125 paren geschat. Ook in de regio van Drenthe was er op termijn van 15 jaar een populatiegroei van één paar naar ongeveer 400. De strenge winters van zowel 1996 als 97 maakten vele slachtoffers maar twee jaar later was de populatie weer boven de 300 paren.