Neonicotinoïden

Neonicotinoïden zijn systemische fytoproducten : de stoffen worden opgenomen door de plant zelf en vervoerd door de sapstroom. Soms worden ze over het blad gespoten, maar vaker worden ze reeds als coating op het zaad aangebracht. Ze zijn bedoeld om insectenplagen in de land-en tuinbouw te vermijden of te voorkomen, maar er zijn al jarenlang aanwijzigingen dat ook andere diersoorten veel schade ondervinden. Het gif verspreid zich namelijk door de plant waardoor het ok aanwezig is in de pollen en het zaad. Neonicotinoïden worden aanzien als een belangrijk element bij de achteruitgang van de honingbijen. 

Bijenproblematiek

Testen van neonicotinoïden bij bijen zijn moeilijk te analyseren net door de langzaam maar zeer efficiënte werking van deze gifstoffen. Het is namelijk zo dat wanneer bijen er in contact mee komen door bestuiving, ze niet direct collectief het loodje gaan leggen. Proeven toonden wel aan dat de stoffen het oriëntatievermogen enorm aantasten, maar het effect hiervan is moeilijk aanschouwelijk te maken in een laboratorium. Echter lijken steeds meer en meer studies de hypothese te bevestigen dat neonicotinoïden een volledige kolonie kunnen verzwakken, en zo mee verantwoordelijk zijn voor de bijenverdwijnziekte.
Op basis van deze nieuwe bewijzen hebben sommige landen zoals Italië en Frankrijk besloten om het gebruik niet langer toe te laten in de landbouw. Kanttekening hierbij wel is het blijvend gebruik door particulieren. Het heeft weinig zin om als symbool neonicotinoïden te verbieden bij de landbouw en het gedogen in de tuintjes.  

Het zijn niet alleen de groenten,
die door monsanto gemanipuleerd worden

Loesje

Rapport over algemene schade

EASAC, het grootste onafhankelijke wetenschapsorgaan van Europa heeft een rapport klaar over de bredere schade van neonicotinoïden. Hierin wordt bevestigd dat deze insecticiden zich niet alleen beperkten tot de te controleren plaag, en zelfs verder gaat dan honingbijen tot zelfs bij vogels. Op basis van minstens 100 studies stelt de organisatie dat er 'duidelijk wetenschappelijk bewijs is ' dat ook zeer lage dosissen schadelijk zijn voor soorten waarvoor ze niet bedoeld zijn, en die zelfs soms als nuttig worden aanzien. Bovendien is er meer bewijs nu, dat er door het gebruik ernstige negatieve effecten voorkomen bij soorten als kevers, vliegen en hommels.  
Nederlandse wetenschappers hebben ontdekt dat insectenetende vogels (bijv.spreeuw, boerenzwaluw en de ringmus) sterk in aantal zijn afgenomen in regio waar veel neonicotinoïden worden toegepast. Vermoedelijk komt dit om het feit dat deze vogels onvoldoende dierlijke voeding vinden. Sommige soorten zoals zwaluwen hebben insecten nodig als hoofdvoeding, andere zoals de ringmus hebben dan weer insecten nodig wanneer ze jongen hebben. 

 

Omwille van de bijenproblematiek en eerdere onderzoeken besloot Europa om het gebruik van enkele gifstoffen niet langer toe te laten. Maar uit de conclusies die EASAC nu publiceert blijkt dat net die onderzoeken naar de bijen tegenstrijdige resultaten oplevert. Nu blijkt dat er door het gebrek aan studies en het tijdsverloop vele andere diersoorten het grote slachtoffer zijn van het gebruik van neonicotinoïden. Zo is het aantal nachtvlinders de afgelopen decennia met een derde afgenomen, wordt de helft van de dagvlinders ernstig bedreigd en dreigt een kwart van de Europese hommels te verdwijnen.

Het blijft de realiteit dat er verschillende factoren verantwoordelijk zijn voor het uitdunnen van onze fauna. Maar het is belangrijk om in de optelsom naar de verschillende delen te kijken en die ook te durven benoemen. En zeker momenteel zijn er veel, te veel rapporten die de impact van pesticiden bewijzen. EASAC wijst er op dat vaak het preventief aanbrengen, door het coaten van zaad met neonicotinoïden zeer tegenstrijdig is aan de geldende visie om plaatbeheersing met laag gebruik van pesticiden na te streven. Een geïntegreerde plaagbeheersing vastgelegd door de EU houdt in dat men pas vanaf een bepaalde schadedrempel pesticiden gaat toepassen in de teelt.

Biologen aan de Radboud Universiteit te Nijmegen hebben voor het eerst het verband blootgelegd tussen de lokale achteruitgang van spreeuwen, veldleeuwerik, ringmus en zwaluwen en het gebruik van het pesticide imidacloprid. Dit is een neonicotinoïde, op de markt gebracht door Bayer, dat al sinds de jaren 80' gebruikt wordt in verschillende teelten.  In gebieden waar de waarde hoger ligt dan 20 nanogram per liter oppervlaktewater zien we dat er om de drie jaar tien procent van de vogels verdwijnt.  

2021

Nadat neonicotinoïden al 3 jaar verboden zijn, wordt het gebruik in het Verenigd Koninkrijk toch weer toegelaten in de teelt van suikerbieten. De vergelingsziekte, een virus dat de chlorofyl wegneemt, zorgt ervoor 1/4 tot 1/3 van de oogst kapot gaat. Er bestaan enkele manieren zoals teeltkeuze en wisselteelt om het virus te stoppen, maar het makkelijkst is om de zaden te coaten met een neonicotinoïde. De argumenten dat er hierbij weer een bedreiging gevormd wordt ten nadele van insecten, wordt van tafel geteeld aangezien suikerbiet niet tot bloei zal komen. Tevens wordt er ook afgesproken om op de termijn van 22 maanden geen bloeiende gewassen op eenzelfde veld te laten groeien. 

Net de regel dat er geen bloei mag optreden in een veld waar neonicotinoïden zorgt voor het morbide effect dat ten allen tijde wilde kruiden met een herbicide mogen bestreden worden. Het principe is dus dat vergiftiging door pesticiden van bestuivers moet voorkomen worden door het verdere gebruik van pesticiden bij wilde kruiden die instaan voor de voeding. Kort gezegd ' het ene probleem wordt met een ander opgelost. Tevens blijkt ook dat het gebruik van neonicotinoïden verre van selectief en ook nuttige insecten gaan verloren. 
Deze perverse maateregelen gecombineerd met een overheid die helemaal niet transparant met deze zaak omgaat zorgt voor veel weerstand bij natuur-en milieuverenigingen.