Landschap

Geschiedenis

Landbouw en bosbouw zijn de architecten van ons landschap en zeker landbouw heeft de laatste duizenden jaren zijn impact laten gelden. Het Oude Europa was zo een 7000 jaar geleden bijna volledig bedekt met bossen, tot de neolithische revolutie (ca. 10 000 voor Christus) begon. Tijdens deze revolutie veranderde de jager-verzamelaar naar een landbouwer die zich vestigde en de grond rondom ging inpalmen. Langzaamaan veranderde het bosrijke Avondland naar een lappendeken van nederzettingen met weiden en velden in de nabijheid. De meeste slechte gronden bleven behouden als bos, zodat er geen vruchtbare grond werd opgeofferd, maar de houttoevoer als grondstof voor warmte en bouwstof bleef behouden.
akkers : 
Door het ontstaan van akkers kregen akkerkruiden volop kansen om zich te tonen en te vermeerderen. Deze één of tweejarige kruiden waren in de minderheid in de grote wouden door een gebrek aan zon en een teveel aan voeding. Deze zijn namelijk vooral pioniersplanten die als eerste het landschap bepalen, maar later in de successie worden teruggedrongen. Net doordat de eerste boeren het land gingen bewerkingen, werd de successie tegengewerkt en kregen de akkerkruiden jaarlijks nieuwe kansen. Ook akkervogels die zich in eerste instantie goed voelden in heide-en steppegebieden (leeuweriken, gorzen, ...) maakten van deze veranderingen graag gebruik en kwamen zelden in voedseltekort. Ook de hamsters, die we makkelijkheidshalve korenwolven noemden kwamen in grote getale voort.
weiden :
Vogels en kleinere zoogdieren die van nature uit in moeraslanden, wetlands voorkwamen, breiden uit naar weilanden, Doordat de weiden goed beschermt worden hoeven ze hier minder te vrezen voor predatoren. Denk hierbij aan een kievit en een grutto, maar ook aan amfibieën die zich goed thuisvoelen in de drinkplaatsen van de runderen.  
grachten : 
Grachten werden gegraven om de moerasgrond te draineren, dit terwijl ook knotwilgen met hun voeten aan het water werden aangeplant. De wilgentenen werden gebruikt om manden en dergelijke te vlechten en worden tot vandaag nog steeds regelmatig geknot. Deze bomen huisvesten vele vogels zoals steenuilen en kleinere vleermuizen.
boerenerf :
Ook de gebouwen die onlosmakelijk met de boerenstiel verbonden zijn, bewijzen hun nut naar de inheemse fauna en flora. Zo heb je sommige vogelsoorten zoals zwaluwen en kerkuilen waarvan het lijkt dat ze echt specifiek naar stallen en schuren op zoek gaan.
 

Goede schilderijen,
ook al noemt men ze landschappen of stilleven
zijn immer
zelfportretten

Jan Greshoff

De Nieuwe Tijd

Met Nieuwe Tijd bedoelen we de periode van 1450 tot 1750, afhankelijk van welke soort tijdslijn gebruiken kan het enkele tiental jaren verschillen. Deze periode is bepalend voor het beeld dat velen hebben over hoe het echte landbouwerslandschap er uitzag en wordt dan ook vaak aangehaald als typevoorbeeld.  

20ste eeuw

In de tweede helft van de 20ste eeuw bereiken onze streken een dieptepunt wanneer het gaat over de zorg voor het landschap. In de naoorlogse periode zijn vele habitats verdwenen en is het milieu zwaar verontreinigd. De natuur en het landschap ondervinden veel druk, aangezien alle elementen worden ingedeeld volgens nuttig, onnuttig en schadelijk voor de mens.  

21ste eeuw

De maatschappij veranderd langzaam maar zeker, er is weer een zeker respect voor de natuur en het landschap. Mensen voelen zich verantwoordelijk voor de getaande intrinsieke waarde van de natuur en het milieu. Mede door de terugkeer van groter wild zoals everzwijnen en wolven, maar ook andere dieren zoals otters en bevers wordt het landschap en zijn natuur in eer hersteld. Langetijd  was een afsluiting voldoende om de kippen veilig te houden, nu moeten mensen weer terugvallen op doornige hagen of betere kippenhokken om hun neerhof te beschermen. Mensen moet weer leren samenleven met grotere wilde en beschermde dieren, net zoals ook zij weer hun weg zullen moeten zoeken in ons versnipperd en gemengd landschap. 

Ook het klimaat verandert mee met de opwarming van de aarde en de grotere klimaatproblematiek. Het gaat hierbij wel enkel over klimaatadaptatie. Men gaat dus het landschap aanpassen om beter te voldoen aan de moeilijkheden in de toekomst. Zo wordt er meer aandacht besteed aan de afwatering en de opvang water in de vorm van spaarbekkens en het meanderen van beken, om zo te bufferen tijdens droogte en grote wateroverlast.