Aardappelen

Kenmerken

Geschiedenis

1850

In de jaren 1850 weken Ieren massaal uit naar de VS en Canada om te ontsnappen aan de honger, veroorzaakt door de aardappelmisoogsten als gevolg van de aardappelziekte.

 Functies

Aanleg

Na aankoop (februari-maart) of bewaring van pootgoed is het gewenst deze te laten voorkiemen, alvorens ze te gaan planten. Bewaar ze los van elkaar in een koele lichte omgeving, waardoor ze na enige uitlopers (spruiten) gaan krijgen. Wanneer de bodem niet te nat is, een temperatuur van boven de 5°C heeft en de uitlopers minimaal 3 centimeter zijn kunnen we gaan poten. Dit gaan we doen op een zonnige plaats met een rijke bodem. Denk bij een rijke bodem dan wel niet aan een grond vol meststoffen, maar wel aan een humusrijke grond die heel luchtig is en veel bodemleven bevat. Het is niet het doel een plant te krijgen met veel bladloof, maar wel grote dikke knollen onderaan in de grond. Let dus op met een nitraatrijke grond, aangezien hierdoor voornamelijk de scheuten gestimuleerd worden. Kalium (knolvorming) mag niet ontbreken en kan in het plantgat meegegeven worden onder vorm van assen uit de houtkachel.
Er zijn verschillende systemen mogelijk, van aardappelen in zakken tot in bedjes op de volle grond, waarbij de werkmethodes kunnen verschillen, maar echter wel van dezelfde principes uitgaan.
Plant uw knollen een 10 à 15 cm. onder de grond met de scheuten naar boven gericht. Naarmate de scheuten groeien gaan we de planten aanaarden zodat we minder stengelgroei en meer knollen gaan bekomen. 

Onderhoud

Ophogen

Om meerdere scheuten te verkrijgen gaan we de knollen ophogen met een mengsel van compost en grond. We geven meer plaats, door de toevoeging van grond, we verhogen de opwarming door de onstane ruggen en we zorgen ervoor dat de plant zelf meer en langer energie steek in knolvorming dan in bloemvorming. Kunnen we door teelt in bijvoorbeeld zakken geen ruggen of bedden vormen, dan blijft het nog steeds waardevol de aardappelen op verschillende momenten verder op te hogen.

Oogst

Bij  normale groeiomstandigheden, mag je afhankelijk van de soort, makkelijk op een 10 à 12-tal bruikbare knollen per plant rekenen.
De vuistregel is dat wanneer de plant in bloei gaan treden, dat het tijd is om de knollen te gaan oogsten. Voor alle veiligheid is het echter beter om te testen met enkele planten, zodat we niet te kleine knollen gaan oogsten, wanneer we de theorie zomaar gaan overnemen. Bekijk de planten zelf, analyseer de groeiomstandigheden en hou rekening met de variëteit alvorens de aardappelen boven de grond te gaan brengen.

Bewaren

Het bewaren van de aardappelen zelf moet steeds op een koele donkere plek gebeuren. Is dit niet het geval dan gaan ze rotten, of onder invloed van licht, groen en girftig worden. Op deze manier kunnen ze zelfs zonder chemische kiemremmers, maanden goed blijven.

Genetische modificatie

Aan de universiteit van Groningen zijn onderzoekers erin geslaagd het zetmeel in een aardappel zo te manipuleren dat het voedingsbestanddeel ons minder snel zal verzadigen. Dit betekent dat deze genetisch gemanipuleerde 'dieetpatat' zijn zetmeelenzym voor een uitgesteld hongergevoel zal zorgen. Zetmeel maakt een vast bestanddeel uit van onze voeding en ook aardappelen horen bij onze hoofdmaaltijden. Het kan dus een goede remedie tegen overgewicht zijn om de dikmakende aardappelen te vervangen door aardappelen die zelfs langdurig de appetijt uitstellen. Echter door genetisch te manipuleren wordt et natuurlijk aspect drastisch aangetast. Een aardappelsoort als de deze kan nooit een gezond alternatief zijn voor een evenwichtige voeding en past bijgevolg niet in de principes van een ecologische teelt.