Dit is het vermogen van een bepaalde diersoort om zijn eigen populatie in evenwicht te brengen met de aanwezigheid van voeding nodig voor het overleven van deze soort. Hierdoor gaat er geen energie verloren bij het voortbrengen van soortgenoten die daarna niet over de kracht beschikken verder te leven door voedseltekort.  Dit kan soms betekenen dat een diersoort eerst tot een overpopulatie moet overgaan zodat deze tot de kennis en ervaring komt, dat het biotoop of de prooidieren niet langer in staat zijn zich hieraan aan te passen. Na een herstelling waarbij de populatie mindert door sterfte over uitbreiding van het leefgebied, zal het aandeel prooidieren of plantaardige voeding toenemen zodat de overblijvende dieren wel kunnen overleven.  
Het zelfregulerend vermogen wordt vaak gebruikt om de zin of onzin van jacht op dieren aan te duiden.

Een vossenpopulatie waarbij stelselmatig dieren uitvallen door jacht zal steeds balanceren op een punt van overpopulatie, hoe raar dat dit ook mag klinken. Wanneer men de vossen echter niet zou bejagen zullen deze zichzelf na enkele jaren minder voortplanten doordat de voeding en de aanwezigheid van prooidieren ontoereikend wordt. Met andere woorden gaat de jacht ervoor zorgen dat de voortplanting van de vos geactiveerd blijft doordat er genoeg eten blijft voor de overblijvende dieren.

Wanneer er geen jacht zou zijn zou de populatiegrootte beperkter zijn door vermindering van de voortplanting vanwege het zelfregulerend vermogen en het bereiken van een biologisch evenwicht.

Kenmerken

  • stabiel punt na overpopulatie
  • wordt bepaald door verschillende interne en externe factoren
  • bepaalt mee de draagkracht van een bepaald biotoop

Snoei
geeft
groei

Functies

  • voorkomen van sterfte bij overpopulatie
  • verhogen van voortplanting bij verlies van jongen