Stikstof

Stikstofproblematiek

In Europa is Vlaanderen de stikstofkampioen, de vervuiling ligt vele malen hoger dan de schadedrempel. Het grote probleem met stikstof is dat de problematiek ontstaat door 2 processen namelijk verzuring en vermesting. In de fase is er vermesting door stikstof die vrijkomt uit bijvoorbeeld uitlaatgassen en ammoniak die uit mest van veeteelt afkomstig is. Wanneer deze stoffen weer in de bodem terecht komen, de zogenaamde stikstofneerslag, verkrijgen verzuring van de bodem.

Huidige situatie

  • verbrandingsmotoren vervuilen minder door elektrische motoren
  • huishoudelijk is er meer renovatie en groene energie
  • vervuiling door intensieve veeteelt stagneert, geen verbetering door innovatie
  • N-depositie in Vlaanderen is de voor de helft afkomstig uit buurlanden
  • 3 à 5 maal Vlaamse N waait naar buurlanden dan omgekeerd 

Geschiedenis

2022

In bijna driekwart van de gecontroleerde gebieden wordt de norm overschreden en in de meeste gevallen zelfs fors overschreden. De stikstofneerslag daalt niet meer en stijgt in sommige gebieden zelfs nog.

Landschap

Stikstof is het meest gekend als een meststof die ervoor zorgt dat planten sneller groeien en meer bladgroen gaan aanmaken. Vooral de grassen in ons landschap groeien zo hard, dat ze vaak een dominante rol gaan opnemen, waardoor kruiden en bloemen maar gemeenschappen zoals heide en duinen dreigen te verdwijnen.
Door de toegnomen groei van het grasland ontstaat er een koeler, vochtiger microklimaat waardoor vele dieren en planten kenmerkend voor sommige warme en droge biotopen sterk achteruitgaan.  

De invloed van ammoniak op het landschap is nog veel groter doordat het bodem verzuurt waardoor dan weer de bodemmineralen uitgeput geraken. Bij schrale bodems, dit zijn bodems zonder voedingsstoffen, kan dit voor bodemvergiftiging zorgen. Dit probleem komt vaak voor bij zandgronden waardoor gevoelige planten dreigen te verdwijnen. Zowel de voedselkwaliteit als de biomassa neemt af waardoor dan weer insecten en hogere predatoren zoals vogels ook achter uitgaan.

Insecten

Een explosieve aanwas bij grassen zorgt voor een koeler en vochtiger microklimaat, waardoor de insecten sterk afnemen. Zij  hebben gedurende hun verschillende ontwikkelingsfases kale grond en droogte nodig om te overleven. Aangezien insecten onderaan in de voedselpiramide staan heeft stikstof voor de meeste een al of niet rechtstreeks verband bij de daling in hun aantal.

Vogels

De meeste vogels ook zaadeters zijn tijdens het broedseizoen afhankelijk van insecten. Zeker vogels die in stikstof-gevoelig gebied leven zoals heide of duinen ondervinden grote problemen. Enkel daar waar door menselijk ingrijpen de bodem gevrijwaard blijft overleeft de populatiegrootte. Het is zeker niet zo dat vogels enkel eten vinden in regio's met schrale bodems, vele soorten komen voor in landbouwgebied of rijkere landschappen. Het is wel zo dat echte  niche vogels zoals de klauwier sterk achteruit gaan.

 

Marijn: "Klauwieren zie je wel toenemen in natuurgebieden met wat rijkere bodem, zoals beekdalen en de randzones van natuurgebieden waar natuurontwikkeling plaatsvindt. Daar wordt begraasd en is de bodem vaak niet zo schraal en wat vochtig.

Aquatisch biotoop

Stikstofdepositie lijdt tot een verhoogde voedselrijkdom en verzuring waardoor ook vele aquatische fauna, hoofdzakelijk libellen, in de problemen komen.  Libellen hebben momenteel wel onder vele zaken te lijden, denk maar aan opwarming, exoten, vervuiling en verdroging maar ook de stikstofdepositie blijkt een belangrijke oorzaak van afname van de soort te zijn. We zien hierbij twee heel belangrijke gevolgen :

  • N is een voedingsstof voor planten en zorgt voor dominantie van snelgroeiende soorten
  • N leidt tot verzuring van het biotoop 

Dit zijn de belangrijkste directe gevolgen van stikstofdepositie tegenover de toestand van de libellen. Echter bestaan er ook tal van indirecte gevolgen die situatie nog moeilijker te beheersen maken.  

Hoogvenen en vennen zijn algemeen voedselarm en zeer fragiel wanneer het gaat over stikstof. Iedere verhoging van deze zorgt voor een toename van pijpenstrootje en ruigte, waardoor dan weer de veenputjes en slenken verdwijnen. Deze zijn dan weer van levensbelang voor de dwergjuffers, noordse glazenmakers en hoogveenglanslibellen. Het pijpenstrootje en de opkomende bomen zorgen voor een dominantie in de groei, maar ook de verdamping verloopt veel sneller wat dan weer voor verdroging zorgt. Stikstofdepositie zorgt ook voor een extra groei in waterplanten, waardoor er ook hier een verschuiving is in vegetatie, die positief is voor de algemene azuurwaterjuffer, terwijl de zeldzamere maanwaterjuffer achteruit gaat.

Libellensoorten zoals de oeverlibel en de tengere grasjuffer zijn sterk gebonden aan pionierssituaties. Deze zijn echter maar zeer kort te gebruiken door de snelle verruiging vanwege de stikstofaanvoer. Andere soorten zijn minder gebonden aan een vegetatiefase, maar hebben wel open en/of zonnige zones nodig. 

Algemeen kunnen we stellen dat de stikstofdepositie voor het overgrote deel van de libellensoorten nadelig is. Door een toename van de voedselrijkdom krijgen we een ruigte en dominantie die zonnige en open plaatsen overgroeit, terwijl er door deze extra groei ook extra verdamping optreedt waardoor verdroging ontstaat.

Ook bij libellen lijkt het een verhaal van afname door verschillende factoren. Vroeger was er een groot probleem met extra verzuring door de zure regen. Door strenge maatregelen en regelgevingen is dit de zwavel depositie echter sterk afgenomen. Toch zien we nu nog steeds dat verschillende soorten afnemen of verdwijnen. Daar zwavel en verzuring een probleem was, ligt het nu meer aan de stikstofdepositie en de klimaatverandering.