Flavonoïden
Dit is de verzamelnaam voor een grote groep van plantaardige stoffen, die planten bovengronds een verscheidenheid aan kleuren geeft. Ze zijn vaak gebonden aan suikermoleculen en vormen dan de glycosiden, dat zijn suikerverbindingen die als ze uit elkaar vallen een suiker en een niet-suiker (aglukon) component vormen.
Naamgeving
Flavonoïden hebben hun naam te danken aan het Latijnse woord flavus wat geel betekent, en verwijst naar het gebruik van plantenstoffen voor het geel verven van wol, zijde of katoen. Ze kunnen echter veel meer kleuren bezitten dan alleen geel, uiteenlopend van geel tot rood en donkerpaars.
Gebruik
In de jaren 1970 ontdekte de Amerikaanse professor en patholoog Lee W.Wattenberg (Minesota) dat kanker bij ratten kon worden afgeremd en soms zelfs genezen door natuurlijk voorkomende stoffen in voedingsmiddelen. Hij heeft aangetoond dat de volgende groepen van stoffen voor deze remmende werking in aanmerking komen : cumarinen, lactonen, fenolen, isiothiocyanaten, indolen en flavonen. Rond 1980 heeft hij daaropvolgend onderzoek gedaan naar de mechanismen waarmee deze stoffen in staat waren kankers te voorkomen en af te remmen. Tijdens dit onderzoek werd duidelijk dat de remmers ( inhibitoren) beletten dat kankerverwekkende stoffen kunnen ingrijpen op sleutel-of triggerplaatsen in de cellen.
Van een aantal flavonoïden is bekend dat ze een anti-oxidatieve werking hebben, die vergelijkbaar is met de vitamines A,B,C en E. Net zoals vitamine E zijn ook flavonoïden opgebouwd uit benzeenringen, waarvan de OH-groepen vastzitten.
Keuken
Sinds het laatste decennium van de 20ste eeuw is men er in geslaagd verschillende kankerremmers in groenten en fruit te benoemen. OP dit ogenblik zijn er minstens een dertigtal van deze remmers uit fruit gekend , en is er ook duidelijk geworden hoe een groot deel van het fruit en groenten de kans op kanker en hart-en vaatziekten vermindert Het grote voordeel van deze stoffen is dat ze nauwelijks of geen bijwerkingen hebben en een belangrijk bestanddeel van onze voeding zouden moeten zijn.
kankkerremmer | Groente/ fruit |
---|---|
genisteïne | soja |
daidzeïne | soja |
glucosinolaten | koolgewassen |
sulforaphane | koolgewassen |
flavonoïde quercitine | pompelmoes /Ginkgo |
organosulfiden | knoflook |
mannoheptulose | avocado |
Soja
In Aziatische landen waar de inname van soja op 50 tot 100 milligram per dag ligt komt prostaatkanker beduidend minder voor. Isoflavonen werken rechtstreeks op de prostaat in door daar apoptose te bevorderen. Door deze apoptose, of inwerking op beginnende kankers, worden ook niet meer behoorlijk functionerende, beschadigde en zieke cellen uit het lichaam verwijdert.
Isoflavonen hebben een chemische structuur die lijkt op die van het menselijk hormoon. Ze kunnen de werking van het vrouwelijk hormoon zelfs imiteren maar ook blokkeren.
In westerse landen krijgt de bevolking veel te weinig isoflavonen binnen via de voeding, namelijk Mander dan 1 milligram per dag.
Geneeskrachtig
Vrije radicalen
Dit zijn moleculen of atomen met een niet gepaard elektron en daardoor een instabiele elekronenconfiguratie hebben. Vanwege deze instabiliteit gaan ze zeer hard reageren met andere moleculen in hun omgeving. Ze ontstaan tijdens het doorbreken van chemische verbindingen door de inwerking van straling, vervuiling ( lucht, uitlaatgassen, water, voeding) pesticiden, zware metalen enzoverder waarbij telkens elektronen worden overgedragen. Echter ook in de gewone stofwisseling, de opbouw en afbraak van eiwitten, warmte-en energieproductie en zo meer worden er vrije radicalen geproduceerd. Door hun elektrisch geladen deeltjes kunnen vrije radicalen schade toebrengen aan het DNA, waardoor het tijdens de celdeling foutief gekopieerd wordt, en zo een kankercel doet ontstaan. Als een vrije radicaal nu in de buurt komt van een bio-actieve stof, zoals de flavonoïden, gaan de waterstofatomen een verbinding aan.
Cholesterol
De flavonoïden grijpen ook in op de enzym-en hormoonsystemen, waarvan sommige een rol spelen bij de normale, maar ook bij de ongeremde celdelingen. De ongeremde celdelingen zijn dan weer de oorzaak van kankercellen, bloedstollingsproblemen en het cholesterolgehalte. Vrije radicalen kunnen LDL -transportmoleculen (Low Density Lipoprotein : veel vet en weinig eiwit) in de bloedbaan beschadigen. Het cholesterolmolecule is vrij klein en voor het transport in het bloed aangewezen op eiwitmoleculen. Om lipiden, dit zijn vetten en vetachtige stoffen onoplosbaar in water, in grote hoeveelheden in het plasma te kunnen vervoeren, worden de eiwitmoleculen aan de vetmoleculen gebonden. Deze verbindingen noemen we de lipoproteïnen
LDL moleculen kunnen zich in de kransslagaders vastzetten en zijn daar de oorzaak van atherosclerose of aderverkalking. HDL-moleculen ( High Density Lipoproteïn, veel eiwit en weinig vet) vervoeren cholesterol van de cellen terug naar de lever, waar het wordt omgezet of afgebouwd. Door het consumeren van te veel voeding met dierlijke vetten heeft een groot deel van onze bevolking een te hoog gehalte aan LDL-moleculen en bijgevolg een te hoog cholesterol-gehalte.
Soorten
Volgens hun chemische structuur en de groepen, die in vele varianten aangehecht kunnen zijn aan de basismolecule, ontstaan talloze verschillende verbindingen. Deze kunnen onderscheiden worden in flavonen, isoflavonen, flavonolen, flavononen, catechinen en anthocyanen. Er zijn reeds meer dan 4 500 flavonoïden beschreven, waarvan sommige verbindingen in water oplosbaar zijn en andere dan weer niet.
Plantencellen kunnen dus enerzijds kleurstoffen bevatten die opgelost zijn in het celvocht en anderzijds kleurstoffen bevatten in de vorm van kleurstofkorrels. In de eerste categorie vinden we de anthocyanen, deze zorgen voor de rode, roze en blauwe kleuring bij onder andere rode kool en doe rozen. De gele opgeloste kleurstoffen zoals bij viooltjes en afrikaantjes rekenen we dan weer tot de flavonen.
De kleuring van bijvoorbeeld boterbloem, paardebloem en wortelen gebeurt door de aanwezigheid van carotenoïden, waar de kleurstoffen samen zitten in kleurstofkorrels of chloroplasten. Deze behoren niet toe aan de flavonolen.